Als externe onderzoeker en rapporteur krijg je veel informatie te horen over patiënten/cliënten. Het gaat om mensen die overleden zijn door een niet natuurlijke oorzaak. We krijgen inzage in zorgdossiers, medische dossiers en praten met zorgverleners over de patiënt.
Vanuit mijn achtergrond als behandelend psycholoog rees bij mij de vraag hoe het zit met privacy en toestemming in het omgaan met deze gegevens.
Als psycholoog heb je te maken met cliënten die aan kunnen geven of informatie gedeeld mag worden met derden. Is de cliënt niet in staat om deze toestemming zelf te geven, vanwege minderjarigheid of wilsonbekwaamheid, dan moet er toestemming gevraagd worden aan de ouders of andere belangenbehartigers.
De concrete vraag die bij ons op kwam was dus: Moet een externe voorzitter, die betrokken is bij een onderzoek naar een calamiteit met dodelijke afloop, toestemming vragen aan de nabestaanden om inzage te hebben in het zorgdossier van de overledene?
Dit leek een eenvoudige vraag waarvan ik verwachtte dat hier al lang over nagedacht was maar toen deze aan het IGZ werd voorgelegd kregen we de volgende mededeling:
“De inspectie streeft ernaar om eenvoudige vragen binnen twee werkdagen te beantwoorden. Uw vraag is echter van dien aard dat wij verwachten meer tijd nodig te hebben om u van een inhoudelijk antwoord te kunnen voorzien. Wij streven ernaar uw vraag binnen vier weken te beantwoorden.”
Dus blijkbaar niet zo’n eenvoudige vraag als we wel dachten. En ja, precies 4 weken later, dus mooi binnen de streeftijd, kregen wij het verlossende antwoord:
“Wij hebben uw vraag voorgelegd aan een collega van onze juridische afdeling en hebben de volgende informatie voor u. In principe hoeft er geen toestemming gevraagd te worden aan nabestaanden om inzage te krijgen in het zorgdossier van een overledene ten behoeve van het calamiteitenonderzoek. Nabestaanden zijn geen erfgenaam van de medische gegevens van een overledene, en hebben daarmee ook geen juridisch recht op de gegevens. Daarentegen blijft het beroepsgeheim van behandelaren en bescherming van de privégegevens wel van kracht, ook na het overlijden.
Het is wel van belang dat er verondersteld kan worden dat de overledene toestemming voor inzage gegeven zou hebben. Het is aan de voorzitter van de onderzoekscommissie om dit te wegen per individuele kwestie. Dit kan beoordeeld worden aan de hand van een actuele wilsverklaring, of kan gereconstrueerd worden door een inschatting te maken hoe de overledene bij leven in een dergelijke situatie stond.”
Mooi dat het IGZ hier serieus over nagedacht heeft en ons een antwoord heeft gegeven waar we weer verder mee kunnen.